Sancties ziekenhuisartsen onder vuur?

Posted by | No Tags | Doctor vs Hospital

Een recent arrest van het Hof van Cassatie gooit een bommetje onder de mogelijkheid om een sanctie op te leggen aan een zelfstandige ziekenhuisarts. Het arrest (van 10.10.2016) had op zich geen betrekking op een arts-ziekenhuis relatie, maar stelt wel uitdrukkelijk “De vaststelling dat een van de partijen in een arbeidsrelatie over het recht beschikt om tuchtsancties op te leggen aan de andere partij, sluit de mogelijkheid van een zelfstandige samenwerking uit, tenzij dit sanctierecht inherent is aan de uitoefening van het beroep en door of krachtens een wet is opgelegd“.

Meteen werd hierdoor door sommige juristen gesteld dat een beheerder van een ziekenhuis niet langer sancties zou kunnen opleggen aan zelfstandige ziekenhuisartsen, aangezien dergelijke sancties niet door een wet zijn opgelegd, noch inherent zijn aan de uitoefening van het beroep (wat dit ook mag betekenen).

Persoonlijk zijn wij al langer overtuigd van het feit dat het geven van sancties aan ziekenhuisartsen niet evident is, indien zij onder het statuut van zelfstandige werken. De ziekenhuiswet stelt weliswaar dat, indien er een sanctie wordt voorgenomen, vooraf advies moet worden gevraagd aan de medische raad, maar daarmee is niet gezegd dat daardoor een recht ontstaat om een zelfstandige arts te sanctioneren. Zo kan het bv dat deze wettelijke bepaling artsen onder het statuut van werknemer of ambtenaar voor ogen had, waarbij het sanctierecht wel bestaat.

Toch moet de stelling dat het arrest definitief komaf maakt met het geven van sancties aan zelfstandige ziekenhuisartsen, worden genuanceerd.

Ten eerste is deze redenering immers het omdraaien van de redenering van het Hof. Het Hof stelt dat, indien het recht bestaat om een sanctie uit te spreken, dit uitsluit dat de medewerker het statuut van zelfstandige heeft. Het is voor ons niet volledig zeker of de redenering ook in de andere richting werkt. Zo zou een arts, indien binnen het ziekenhuis de mogelijk bestaat dat de beheerder hem een tuchtsanctie geeft, op basis van het arrest kunnen beweren dat hij een schijnzelfstandige is. Of dezelfde arts op basis van dit arrest kan stellen dat, gezien zijn statuut, de sanctie niet kan worden gegeven, is een andere vraag.

Ten tweede kan niet worden gesteld dat het arrest alle sancties van zelfstandige ziekenhuisartsen in alle omstandigheden uitsluit. In bepaalde ziekenhuizen bestaat een specifiek tuchtreglement, vastgelegd in de algemene regeling, dat voorziet in een intern tuchtcollege, samengesteld uit leden van de raad van bestuur en van de medische raad, bv aangevuld met de hoofdarts. Het lijkt ons niet zo te zijn dat een sanctie, uitgesproken door een dergelijk paritair samengesteld orgaan, te assimileren is met het recht van “een van de partijen” (quote Cassatie) om een sanctie op te leggen. Voor zover de zelfstandige arts dit tuchtreglement aanvaardde (bv door de algemene regeling te aanvaarden waarin dit is opgenomen) lijkt niets zich te verzetten tegen een dergelijke sanctie.

Het recente arrest brengt dus geen uitsluitsel, en de rechtspraak in toepassing van dit arrest zal duidelijkheid moeten brengen, maar het is in elk geval een nuttig element dat ziekenhuisbeheerders tot voorzichtigheid moet en zal aanzetten.


No Comments

Comments are closed.